Een verwijzing door een huisarts via de wijkverpleging, van een 84-jarige man met een wondje aan de buik. De patiënt is na een verhuizing en een recente opname in verband met een TIA nieuw in zorg gekomen. Hij heeft dagelijks thuiszorg voor de ADL.
Meneer is volledig compus mentus. De voorgeschiedenis vermeldt hypertensie en een liesbreuk, 20 jaar geleden. De oorzaak en bestaansduur van het wondje is onduidelijk. Het is belangrijk dat ik snel kom, want ‘er komt vieze groene pus uit het wondje’. Dus ga ik de volgende dag bij meneer langs. Ik plan het bezoek op het tijdstip dat de wijkverpleging aanwezig is.
Uit de anamnese blijkt dat het wondje ook al 20 jaar bestaat, als complicatie van de liesbreukoperatie waarna een open buikhandeling heeft plaats gevonden. Meneer heeft geen last van het wondje. Hij heeft het altijd zelf afgedekt met een eilandpleister, welke hij zonder problemen via de huisarts en apotheek heeft gekregen. Er komt niet méér of ander vocht uit dan voorheen, ook heeft meneer geen andere (pijn)klachten dan anders. Meneer ziet aanvullend onderzoek, een ingreep of een opname niet zitten. Ik krijg het gevoel dat meneer onrustig is van mijn bezoek.
Ik zie bij lichamelijk onderzoek een klein wondje naast de navel, waar wat groen sereus vocht uit komt. Aan de wondranden zie ik geen afwijkingen. Mijn conclusie is dat mogelijk een fistel is ontstaat vanuit de destijds ingebrachte mat. De kans op genezing van deze wond is klein tot uitgesloten. Als ik de verschillende scenario’s snel in mijn hoofd afweeg vermoed ik dat we bij deze patient niets moeten veranderen. Ik vraag hem wat hij van mij verwacht.
Heel resoluut geeft hij antwoord: ‘dat je er weer een pleistertje op plakt en niet meer terugkomt!’.
De wijkverpleegkundige en ik kijken en elkaar veelbetekenend aan en zonder een woord te zeggen hebben we met elkaar overlegd en weten we wat ons te doen staat. Ik leg uit wat mijn bevindingen zijn en met elkaar concluderen we dat mijn bemoeienis geen meerwaarde heeft. Als de patient op het toilet is, vraag ik aan mijn collega wijkverpleegkundige en later telefonisch aan de huisarts, wat de reden was om deze man naar mij te verwijzen. Zij begrijpen meteen waarom ik dat vraag.
Ik wilde deze casus graag delen omdat het nogal eens voorkomt dat tijdens mijn bezoek aan een zorgvrager duidelijk wordt dat een verwijzing of consult geen meerwaarde heeft en zelfs nadelig is voor de patiënt. Laten we allemaal kritisch nadenken of ons doel óók het doel is van de zorgvrager. Door met de zorgvrager zijn verwachtingen goed te bespreken kan soms tijd, moeite, kosten en vooral onrust voor de patiënt bespaard worden.
Annemiek Mooij, bestuurslid WCS Kenniscentrum Wondzorg
Reageren: klik hier