Als ik weer gevraagd word door een zorgverzekeraar om mee te denken over hoe de wondzorg in de toekomst nu het beste geregeld kan worden, overvalt me ineens een raar gevoel.
Sinds het CVZ rapport ‘Verkenning van de Wondzorg in Nederland’ is verschenen in 2012, is er veel gebeurd in wond-Nederland. Wondzorg is ineens een hot item en waar het voorheen vooral een verpleegkundige aangelegenheid was (immers, decubitus was een verpleegprobleem en complicaties bij acute wonden zijn geen reclame voor een arts), menen nu vele partijen dat wondzorg toch vooral hun behandeling en aandacht behoeft. Ik denk dat de meeste professionals het er wel mee eens zijn dat we wondzorg gezamenlijk moeten oppakken en dat alleen dan de patiënt en cliënt de beste zorg krijgt.
Dat is dan ook in grote lijnen de informatie die ik aan zorgverzekeraars geef. Ook dat complexe wondzorg veel meer behelst dan het plakken van een pleister. Dat die pleister ondergeschikt is aan de diagnostiek van het onderliggend lijden, ondergeschikt aan de bewaking van complicaties en aan de organisatie van de zorg rondom de patiënt. Zorg die samen met meerdere disciplines gegeven moet worden, zodat de patiënt de beste zorg krijgt op de beste plaats. Dat een verpleegkundige daarin de regie voert leidt geen twijfel. Dat die verpleegkundige dus goed uitgerust moet zijn qua specialistische wondkennis en kunde ook niet, lijkt mij.
Totdat ik hoor van pilots in steden, waarbij gekozen is voor populatiebekostiging. Enkele voorkeursaanbieders moeten de patiënten in àlle gevraagde zorg voorzien. In die steden werkten eerst verpleegkundigen bij organisaties die gespecialiseerd zijn in wondzorg, maar die zijn geen voorkeursaanbieder, dus die patiënten dienen over te stappen naar een voorkeursaanbieder die alle zorg biedt. En dan blijkt, vertel ik helaas uit eigen ervaring, dat die voorkeursaanbieders (nog) niet gespecialiseerd zijn, of niet voldoende capaciteit hebben om de patiënten over te nemen. Er zijn zelfs patiënten die voorheen al bij een voorkeursaanbieder waren en uit ontevredenheid naar de gespecialiseerde organisatie zijn overgestapt. Moeten die dan nu terug? ‘Nee’ zegt de zorgverzekeraar ook tegen de patiënt, ‘de patiënt kan bij dezelfde organisatie blijven’. Dat die gespecialiseerde organisatie, met gespecialiseerde verpleegkundigen, dan dezelfde zorg voor 75% van het reguliere tarief moet uitvoeren, wordt uiteraard niet vermeld. Een andere mogelijkheid is dat de voorkeursaanbieder de zorg die zij zelf, om welke reden dan ook, niet kan leveren, inkoopt bij de gespecialiseerde organisatie. En ook dan krijgt die organisatie een percentage variërend van 65-75% van het reguliere tarief; dat mag de voorkeursaanbieder namelijk zelf bepalen.
Dat (gespecialiseerde) zorg niet tegen bodemprijzen kan worden geleverd, is de laatste tijd meer dan genoeg bewezen. Ondeskundige zorg aan de patiënten met complexe wonden zal leiden tot complicaties en uitgestelde genezing. Het wordt gemonitord door de zorgverzekeraar: ‘we kijken of de cijfers van ziekenhuisbezoeken niet stijgen’ , men spant het paard dus achter de wagen en dat baart mij grote zorgen. ‘De beste zorg tegen een betaalbare prijs, nu en in de toekomst’ is een gezamenlijke doelstelling van zorgverzekeraars, verzekerden en politiek. Mijn dilemma: mijn collega’s en ik worden om expertise gevraagd voor de beste wondzorginkoop van 2017 voor de patiënt met complexe wonden, maar nu, op dit moment, krijgen diezelfde patiënten zorg van voorkeursaanbieders die de kennis en kunde of capaciteit niet in huis hebben. Ze zijn dus eigenlijk slechter af dan voor de pilot. Heel speciaal.
Karin Timm, bestuurslid WCS Kenniscentrum Wondzorg
3 april 2016
Reageren: karin@wcs.nl