In deze tijd van de COVID-19-pandemie worden we massaal bang voor virussen. Zo’n twee tot drie jaar geleden kwamen virussen op een positievere manier in het nieuws. T.v programma Radar besteedde aandacht aan de bacteriofagentherapie. Een therapie die in verschillende Oost-Europese landen gemeengoed is. In het westen lag decennialang de focus op bacteriële infectiebestrijding met antibiotica. Vergeten was die andere manier om bacteriële infecties te lijf te gaan, die in dezelfde tijd, begin 20ste eeuw, tot ontwikkeling kwam.
Vanwege de effectiviteit en directe resultaten bij acute infecties kregen antibiotica de voorkeur. In Oost-Europa werd na WOII de kennis hierover wel verder ontwikkeld.
Bacteriofagen zijn virussen of virusdeeltjes die bacteriën aanvallen. Elke bacterie heeft zijn eigen bacteriofaag als vijand. Dit zorgt zo voor evenwicht in de natuur en op en in ons lichaam.
Dat maakt wel dat bij een infectie eerst onderzocht moet worden om welke bacterie(n) het gaat. Waarna er gezocht moet worden naar de faag die deze kan bestrijden. Kortom: bij acute infecties zijn ze niet direct in te zetten.
Maar zoals in Rusland, Oekraïne en Polen al wel ontdekt is, zijn fagen geschikt voor bepaalde huidinfecties en sommige darminfecties. Daar zijn ‘bibliotheken’ opgebouwd met passende bacteriofagen. En voor de diabetische voet, zoals in het t.v. programma Radar enthousiast getoond werd.
Maar als iets te mooi lijkt om waar te zijn, is het dat ook vaak. Het verhaal van de bacteriofagen blijkt behoorlijk complex. Ze doden namelijk lang niet altijd de bacteriën. Maar ze kunnen zich ook lang slapend houden in de bacteriecel. Ze nemen het DNA over, en vernietigen alsnog de cel, of houden zich lange tijd – hoe lang? – slapend. En daar gaat de infectie niet mee weg.
Toch was een cliënt in de thuiszorg, waar ik bij betrokken was, bereid de risico’s te nemen. Deze zestiger, al jaren diabeet, kreeg in drie maanden tijd te maken met vijfmaal een infectie aan zijn voet en een teenamputatie. Na verschillende behandelingen restte alleen nog behandeling met één antibioticasoort. De voorvoetamputatie stond al ingepland. Hij zocht contact met de bewuste kliniek in Oekraïne. Kweek- en bloeduitslagen gingen die kant op. Binnen korte tijd werd een breedspectrum bacteriofagencombinatie geleverd in België bij de bemiddelingsorganisatie, waar de familie dit op kon halen.
Dhr. nam de volledige verantwoordelijkheid voor deze behandeling op zich met medeweten van zijn chirurg. Die behandeling bestond uit een dagelijks, afbouwendgewijs schema voor vier weken van ampullen bacteriofagen drinken, de vloeistof op de wonden laten inweken, en een bacteriofagenzalf die op de wonden gesmeerd moest worden.
Wetenschappelijk zal nooit aangetoond kunnen worden dat de bacteriofagen-behandeling de doorslag heeft gegeven. Dhr. startte net voordien en tegelijkertijd met vancomycine iv en hyperbare zuurstoftherapie voor vier weken.
De wonden genazen langzaam en zijn uiteindelijk, zonder infectieuze terugval, gesloten.
Dhr. is er wel van overtuigd dat de bacteriofagen zijn voet hebben doen behouden.
Maar vanwege de overvloed aan vragen en onduidelijkheden die de bacteriofagen nog opleveren kunnen we beter meer investeren in wetenschappelijk onderzoek. Alleen al omdat we in het westen soms met andere bacteriële infecties te maken hebben waar we de bacteriofagen nog niet van kennen. In ieder geval zal naar voren komen dat virussen niet alleen maar slecht zijn, maar ook een waardevolle bijdrage kunnen leveren bij de strijd tegen bacteriële infecties en resistenties van antibiotica.
Rita Romeijn, wondverpleegkundige Doetinchem e/o. Lid WCS Commissie chirurgische wond en stoma.
Reageren: klik hier