Op het wondspreekuur wat ik deze middag heb, komt een nieuwe patiënt die door de huisarts is ingestuurd. De vraagstelling is: niet genezende wond aan het onderbeen. Hoe nu verder. Ik heb de brief van de huisarts gelezen. Ik roep mevrouw binnen, haar zoon is meegekomen. Als mevrouw opstaat en met mij meeloopt naar de behandelkamer kijk ik hoe zij loopt, en op welke schoenen. En . . . is zij gezwachteld, en zo ja hoe ziet dat eruit?
Dat kleine stukje lopen van de wachtkamer naar de behandelkamer levert al veel informatie op.
Na het afnemen van de anamnese is het tijd om de wond te inspecteren. Wat ik verwachtte bij binnenkomst wordt bewaarheid als ik de (afgezakte) zwachtels van het been afwikkel: een ulcus cruris, verzadigde verbanden. Het vocht komt door de zwachtels en ondanks de zwachtel is er nog behoorlijk veel pitting oedeem.
De ADP(arteria dorsalis pedis) is niet palpabel vanwege het oedeem, dus doe ik een teendrukmeting. Die is 95 en 91 . Deze waarden geven aan dat er geen sprake is van arterieel vaatlijden in het been.
Als ik alles in kaart heb gebracht, kan ik een voorlopige diagnose stellen die ik vervolgens met de vaatchirurg bespreek. Het betreft een ulcus cruris venosum aan de mediale zijde van het rechter onderbeen. Tekenen van chronische veneuze insufficientie (pitting oedeem, corona flebectatica, varices en een blow-out varix). Op basis van de teendruk geen arterieel vaatlijden. Het ulcus geneest niet door te weinig druk van de zwachtels en een verminderde voetafwikkeling (mevrouw loopt namelijk op slippers omdat ze niet in haar schoenen past).
Ik bespreek mijn bevindingen en de behandeling met mevrouw en haar zoon. Ze zijn een beetje beteuterd omdat er geen grote dingen gaan plaatsvinden. Ik leg uit dat zwachtelen met meer druk het oedeem laat verdwijnen en de wond dan beter zal genezen.
Ik begin met wondzorg; alles gaat goed tot ik ga zwachtelen. “Niet te strak bij de voet . . . niet zo hoog . . . liever tot hier en niet zo strak van boven. . . ” Ik stop met zwachtelen, ga er rustig bij zitten en kijk mevrouw aan. “Mag ik nog een keer aan u uitleggen waarom we met meer druk zwachtelen? Als we dat niet doen houdt u oedeem in uw been en dat zal ten koste gaan van een goede, voorspoedige wondgenezing. De zwachtel zal inderdaad strakker aanvoelen.” Ik geef altijd een uitwijkoptie aan patiënten. “Als u vannacht pijn krijgt in uw been mag u er één zwachtel vanaf halen”. Mevrouw gaat akkoord. Als ik klaar ben voelt ze nog eens aan haar been. “Dat is wel een stuk strakker.” Maar hoe voelt het?” vraag ik. “Strak, maar eigenlijk best wel fijn.” Ik bespreek het belang van een goede voetafwikkeling en het juiste schoeisel. Samen met haar zoon zal ze op zoek gaan naar passende schoenen, “desnoods Crocs”, zegt de zoon lachend.
Ze lopen samen de behandelkamer uit. Ze weet dat ik er op let hoe ze loopt en doet haar best om haar voet goed af te wikkelen. “Dag hoor, tot de volgende keer!”
Het vinden van de juiste balans tussen eigen regie van de patiënt/cliënt en de benodigde professionele behandeling, is een uitdaging, zowel in het ziekenhuis als in de thuissituatie.
Jose Heijstek-Hulshof
Wonden dermatologieverpleegkundige
Lid WCS Commissie Chirurgische wond
Reageren: klik hier