Patiënte (82) komt met haar zoon op de vaatpoli. Zij heeft een wond aan haar onderbeen die maar niet wil genezen. Verschillende wondbehandelingsplannen zijn opgesteld, zonder succes. Vaatonderzoek van de grote slagaderen is verricht en alles was goed. Er sprake van enig veneus oedeem. Patiënte is al vele malen opgenomen geweest en is behandeld in een hyperbaar zuurstofcentrum. Dit heeft verbetering van de wonden opgeleverd, maar na een paar weken de zijn wonden dan toch weer verslechterd. Patiënte geeft aan niet meer opgenomen te willen worden, zij is moe. Uit de status blijkt alles gedaan te zijn behalve zwachtelen. Tijdens de voorbespreking is de vaatchirurg het eens met mijn plan. Dan ga ik naar de patiënte om dit met haar te bespreken.
Patiënte zit op de onderzoeksbank. Ik schik enorm van het onderbeen. Ik stel mij voor. De zoon vraagt gelijk of de arts nog komt. Ik geef aan dat ik alvast een start maak. Ik vraag hoe het gaat, hoe het met de pijn is en welke invloed alles heeft op haar dagelijkse leven. Zij heeft morfine pleisters. Overdag heeft zij nauwelijks pijn door voldoende afleiding, zij heeft alleen pijn tijdens de verbandwissel. Zij geeft aan niet meer pijnstilling te kunnen verdragen. Ze vertelt goed te slapen wanneer zij paracetamol inneemt. Compressietherapie wordt besproken, maar dat kan zij niet verdragen.
De zoon heeft weinig vertrouwen; zijn gezicht spreekt boekdelen. Ik geef hier geen aandacht aan en richt mij op de patiënte. Als de thuissituatie duidelijk is bespreken wij alle onderzoeksuitslagen, behandelingen en gevolgde wondbehandelplannen.
Dan vertel ik dat wij niet veel meer voor haar kunnen doen. Zolang het goed gaat, moet ze doorgaan met het ingezette beleid. Het gezicht van de zoon ontspant en hij mengt zich in het gesprek. Ik tast de reactie van patiënte af. Daarna vertel ik dat in geval van verslechtering of infectie een onderbeenamputatie de volgende stap zal zijn.
Beide reageren rustig en zijn blij dat dit nu eindelijk wordt besproken. Ze hebben nog vele vragen; ik neem de tijd om alles uit te leggen.
Ik bespreek de situatie met de vaatchirurg. Hij staat achter het beleid. Veel kan hij niet toevoegen aan wat al gezegd is. Wij nemen tevreden afscheid. De zoon vraagt of hij nog mag bellen als er problemen zijn. Dat kan natuurlijk! Hij geeft zijn moeder een arm en bedankt mij hartelijk.
En daar doe je het voor!
Ingrid Hulst, nurse practitioner HagaZiekenhuis, lid WCS Commissie deiabetische voet
Reageren: klik hier